Appellanten v Bolivariaanse Republiek Venezuela - Parket bij de Hoge Raad Zaaknummer 21-01710 (Armas, Gruber) - Dutch - 9 September 2022
Country
Year
2022
Summary
In deze zaak staat centraal de vraag in hoeverre een onbevoegdheidsoordeel van een scheidsgerecht in een vernietigingsprocedure kan worden getoetst. Aanleiding is een door [eisers] tegen Venezuela gevoerde arbitrage op grond van de bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst (bilateral investment treaty, BIT) tussen Spanje en Venezuela (hierna: Verdrag). [eisers] menen aan het Verdrag bescherming te kunnen ontlenen omdat zij de Spaanse nationaliteit hebben. Zij hebben daarnaast óók de Venezolaanse nationaliteit. Volgens het scheidsgerecht (hierna: Scheidsgerecht) kunnen investeerders met beide nationaliteiten (zogeheten dual nationals) 1 geen beroep doen op investeringsbescherming op grond van het Verdrag. Er ontbreekt daarom een geldige arbitrageovereenkomst. Het Scheidsgerecht heeft zich op die grond onbevoegd verklaard.
Het Haagse hof heeft de vordering van [eisers] tot vernietiging van het arbitrale vonnis afgewezen. Hiertegen komen [eisers] in cassatie op. Centraal in hun betoog staat de stelling dat een onbevoegdverklaring die is gestoeld op het ontbreken van een geldige arbitrageovereenkomst, in een daartegen gerichte vernietigingsprocedure 'volledig' moet worden getoetst. [eisers] beroepen zich in dat verband onder meer op art. 6 EVRM en het beginsel van equality of arms. Zij klagen er verder over dat het hof niet heeft erkend dat het Scheidsgerecht essentiële stellingen betreffende het begrip investor heeft gepasseerd en dat het is uitgegaan van argumenten ontleend aan het internationaal gewoonterecht, terwijl dat volgens hen niet van toepassing is. Bovendien waren die argumenten door partijen niet aangevoerd en hebben zij zich hierover niet kunnen uitlaten.